Tot de politiek is het de laatste jaren zeker doorgedrongen dat het voor allochtone jongeren lastig is om stageplekken te krijgen, zeker als zij laagopgeleid zijn. Vanuit Den Haag worden gelukkig allerlei plannen van aanpak in het leven geroepen. Plannen waarin werkgevers worden gestimuleerd de poorten óók te openen voor jongeren die extra aandacht vergen, maar daarmee wel de kans krijgen om uit het uitkeringscircuit te komen, of van 'de straat' te blijven. Werkgeversorganisaties ondersteunen ook dit beleid en proberen ondernemers te enthousiasmeren.
Om die vicieuze cirkel - zonder werkervaring geen baan - te doorbreken begeleid ik jongeren bij het vinden en zo succesvol mogelijk doorlopen van een stage. Een positief proces, zeker als een match beklijft. Maar wat er óók gebeurt, is regelrechte tegenwerking door lagere overheden, zodat een dergelijk traject al in de kiem wordt gesmoord. Daarmee verdampt het vertrouwen dat er in iemand wordt gesteld én diens hoop op een betere toekomst.
Onlangs had ik een geval met alleen maar verliezers. Er was geregeld dat een allochtone jongen met een vrij zwakke uitgangspositie - al lang een uitkering, slechte beheersing van de Nederlandse taal- een goede stage van enkele maanden kreeg bij een winkel. Zou hij zijn werkzaamheden naar behoren doen, dan zat er uiteindelijk voor hem een mooie baan en wellicht nog deelname als partner in. Het kon een succesverhaal worden en kreeg zelfs al aandacht in de krant van de gemeente.
Hij startte met behoud van uitkering, maar na twee maanden werd opeens zijn uitkering met terugwerkende kracht stopgezet. Toen hij me daarover belde, ging ik informeren bij de betreffende gemeente. Ik belde met diegene bij wie ik nota bene het verzoek hiervoor had ingediend en duidelijk had uitgelegd hoe het een en ander in elkaar stak.
De verklaring van de verantwoordelijke dame was, naast een bureaucratisch misverstand, 'hij heeft nu een baan'. Ze lichtte het als volgt toe: 'Het bedrijf heeft profijt van hem dus moet de stagiair daarvoor een salaris krijgen'. Ik zei dat het natuurlijk omgekeerd is: er wordt veel tijd en kennis in zijn leertraject gestopt en het profijt is er pas op langere termijn. Ik voegde er aan toe dat wij bij mkb veel moeite doen om stageplaatsen te regelen. Daarop zei ze dat uit cijfers blijkt dat de winkel winst maakt en dat de stagiair daarom betaald moest worden.
|
Het Financieele Dagblad
9 augustus 2008 |
|
Een bedrijf kan uiteraard alleen bestaan als het winst maakt. Haar argument gaat totaal voorbij aan de essentie van een stage: een leersituatie waarbij een werkgever energie in iemand investeert. Omgekeerd doet een stagiair zijn uiterste best, hoewel hij nog geen geld verdient.
De gemeenteambtenaar bleef echter volhouden dat 'er van deze persoon wordt geprofiteerd'. Waarop ik weer zei dat hij nu werkt in plaats van thuis te zitten en dat zijn stage op den duur zal worden omgezet in een betaalde baan. Het was praten tegen een muur.
Zij eiste dat de stagiair per direct zou stoppen met de stage, eerst allerlei formuleren moest invullen en dan thuis moest zitten wachten op een besluit. Ze gezegd, zo gedaan. De winkelier is nu opgezadeld met een probleem en een schuldgevoel tegenover de stagiair die nu twee maanden geen geld krijgt. De stagiair zit met een financiële schuld, zonder stage en zonder hoop. Hij mag nadenken hoe hij met zijn uitkering de schuld gaat betalen die hij door de stage heeft opgelopen. De werkgever baalt er enorm van. En ik ook. Al die verspilde energie.
Ik heb al vaker gemerkt dat de lagere overheid ondernemers wantrouwt. Je ziet gemeenteambtenaren soms denken 'het zijn allemaal dieven'. Ik weet niet waar dat vooroordeel vandaan komt en wat je daar tegen kunt doen.
" Navid Otaredian is directeur van AdveXis en verbonden aan managementcentrum De Baak" |